Raad van Toezicht
Een Raad van Toezicht is werkgever, klankbord en toezichthouder. Om deze drie rollen goed te kunnen uitvoeren, moet de RvT zowel een kritisch-onderzoekende als een welwillend-meedenkende houding hebben. Dat vraagt van de leden van de Raad samenwerking en onafhankelijkheid.
Belangrijk bij het werk in een RvT is de persoonlijke eigen inbreng, de eigen mening. Ook, of juist vooral, als dat een andere is. Een goede RvT is een team, zonder dat daarin ‘groupthink’ ontstaat.
Naast de zogenaamde harde kanten: plannen, overzichten, cijfers, zijn de zachte signalen belangrijk: cultuur, sfeer, intuïtie.
Wat kan er fout gaan?
Soms ontstaat in een RvT een cultuur waarin de ‘gezelligheid’ belangrijker wordt dan de ’tegenspraak’. Dan verliest een Raad zijn meerwaarde en kan onzorgvuldige besluitvorming ontstaan. Als er geen kritische vragen meer gesteld worden, kunnen bestuurders de verkeerde kant opgaan. Iedereen kent de voorbeelden van de vastgoedportefeuilles die een eigen leven gingen leiden, terwijl zij ooit bedoeld waren om financiële waarborgen te creëren. Als dat fout gaat heeft dat enorme gevolgen voor het primaire proces. Een RvT moet voldoende kritische afstand tot de organisatie bewaren om deze ontwikkelingen, die vaak sluipend ontstaan, te signaleren en tijdig aan de bel te trekken.
Wat heeft een goede toezichthouder nodig?
Om deze cruciale toezichtsrol goed te vervullen is het belangrijk dat de leden van de Raad elkaar aanspreken op hun bijdrage, hun aanwezigheid, hun eigen reflectie. Dit gedrag is niet zo maar vanzelfsprekend aanwezig, maar kan wel met behulp van de juiste vragen ontwikkeld worden.
Naast toezicht op de feitelijke informatie, is het ook belangrijk dat de Raad leert de zachte informatie te peilen: hoe is de sfeer in het managementteam? Krijgt de bestuurder tegenspraak? En belangrijker: organiseert de bestuurder tegenspraak?
Voor veel toezichthouders is dit een leerproces: Hoe stel je hierover je vragen? Waar let je dan op? Kun je je intuïtie gebruiken?
De sfeer in de Raad
Naast kennis van Governance code, eigen statuten en reglementen, is het belangrijk dat de leden van een Raad een open verhouding met elkaar hebben. Het is makkelijker in een Raad naar feiten te vragen en je mening daarover te geven, dan je intuïtie bij bepaalde zaken te uiten. Het vergt vertrouwen, een open, welwillend-kritische houding naar elkaar om je ‘Fingerspitzengefühl’ naar voren te kunnen brengen, ook als je dat nog niet direct kunt staven met feitelijk bewijs. De manier waarop de andere leden daarop reageren, de mate waarin ze open staan voor elkaar, is cruciaal voor het functioneren van de Raad.
De wijze waarop een Raad omgaat met informatie, met zijn gesprekpartners, hoe hij dit vorm geeft, hoe hij zijn eigen cultuur en sfeer maakt, is bepalend voor zijn bijdrage aan de organisatie waarop hij toezicht uitoefent.